Heel veel Nederlanders zijn opgegroeid met een huisdier. Toch is het voor veel ouderen in een verpleeghuis niet vanzelfsprekend om dieren om zich heen te hebben. Zorgmedewerkers die dieren willen inzetten weten vaak niet waar ze moeten beginnen. Want aan welke eisen moet een instelling voldoen? Welke hygiënemaatregelen moet je nemen? En welke dieren zijn het meest geschikt?
Zorg voor Beter, het kennisplein voor verpleging, verzorging, zorg thuis en eerstelijn, stelde 10 vragen aan Jan van Summeren van Stichting ZorgDier over dieren in de zorg.
1. Wat voor rol kunnen dieren spelen bij ouderen in verpleeghuizen?
60 procent van de mensen in Nederland is een dierenliefhebber. Zij hebben een huisdier of zijn opgegroeid met dieren in hun omgeving. Voor ouderen kan contact met dieren activerend of therapeutisch werken. Dieren maken sociaal contact en kunnen het gebrek aan contact met andere mensen compenseren. Daarnaast kunnen ze onrust bij mensen wegnemen, beweging stimuleren (aaien, wandelen met de hond) en een dankbaar gespreksonderwerp zijn. Een hond of kat prikkelt het lange termijngeheugen waardoor gesloten mensen gaan vertellen over hun huisdier van vroeger.
Hygiëne
2. Is het vanuit hygiëneoogpunt toegestaan om dieren in te zetten in het verpleeghuis?
Er bestaan geen algemene richtlijnen over de inzet van dieren in een zorginstelling. Wel is de hygiëne meestal de grootste belemmering om een dier in te zetten in een verpleeghuis. Het is toegestaan maar er zijn wel belangrijke voorwaarden waar een dier aan moet voldoen om de veiligheid en de hygiëne te waarborgen.
3. Welke hygiënemaatregelen moet je nemen?
Dieren moeten gekwalificeerd zijn. Dat betekent een aantal dingen:
- Ze moeten gecontroleerd zijn door de dierenarts. Je moet er zeker van zijn dat ze geen ziekten onder de leden hebben die ze kunnen overdragen op mensen. Honden moet ingeënt zijn.
- Ze moeten schoon en netjes zijn: geborsteld, nageltjes geknipt en niet stinken.
- Ze mogen niet vlak voor een bezoek aan een instelling rauw vlees hebben gegeten, zo voorkom je het risico op een salmonellabesmetting.
- Dieren moeten vóór een bezoek hun behoefte hebben gedaan. Het laatste dat je wil is dat een dier zijn behoefte doet in het verpleeghuis.
- Na het bezoek is het raadzaam om haren op te vegen.
4. Wat doe je als bewoners allergisch of kwetsbaar zijn?
Je kunt ervoor kiezen om dieren in te zetten waar mensen die allergisch zijn wél tegen kunnen. Zo kun je denken aan dieren zonder haar zoals naakthonden en -katten. Wil je toch iets aaibaars? Dan zijn er zogenaamde non-allergene dieren. Deze rassen hebben vaak haartjes die niet of minder snel uitvallen. Bijvoorbeeld de Poedel, Labradoodle en de Havazener, zijn honden die geschikt zijn voor mensen met een allergie. Bij kwetsbare mensen is het vooral belangrijk dat het dier geschikt is. Zo mag een hond of kat niet tegen mensen opspringen (om het risico op verwondingen en vallen te verkleinen) en moet het dier vertrouwd zijn aan de omgeving.
Voorwaarden
5. Aan welke eisen en voorwaarden moet een organisatie voldoen?
Er moet draagvlak zijn binnen een organisatie. Als slechts een handjevol mensen het ziet zitten om dieren in te zetten wordt het vaak lastig om het goed van de grond te krijgen.
Daarnaast moet er niet te veel aan de hand zijn in een instelling (geen verbouwingen of reorganisaties bijvoorbeeld).
Eén persoon binnen de zorgorganisatie moet het aanspreekpunt zijn voor vragen.
Er moet een projectplan zijn (met daarin ook taakomschrijvingen en een kostenplaatje).
Alle faciliteiten moeten beschikbaar zijn. Dieren moeten kunnen wennen aan geuren, uiterlijk van een gebouw.
Personeel moet meedoen.
6. Is de inzet van dieren voor iedereen geschikt?
Nee, niet iedereen is immers opgegroeid met dieren of is een dierenliefhebber. Let daarop bij het organiseren van contactmomenten met dieren. Zorg er dus voor dat je dieren niet inzet bij mensen die daar geen behoefte aan hebben of er zelfs bang voor zijn. Zo kunnen mensen met verregaande dementie te veel prikkels ervaren als een dier in een groep wordt ingezet. In zulke gevallen is het beter om een andere ruimte te kiezen of een dier individueel in te zetten. Ook voor mensen die onbegrepen gedrag vertonen, kan de inzet van dieren ongeschikt zijn. Het dierenwelzijn staat immers voorop. Zo kan iemand te hardhandig omgaan met een dier.
7. Wat is het beleid als bewoners hun eigen dieren mee willen nemen?
Er zijn natuurlijk ouderen die zelf een huisdier hebben en dit dier mee willen nemen als zij in een zorginstelling worden opgenomen. De voorwaarde is dat ze er zélf voor moeten kunnen zorgen. Maar ook hier geldt dat het dierenwelzijn voorop moet staan en dat niet-gekwalificeerde dieren (springerige, drukke honden bijvoorbeeld) niet geschikt zijn. Ze brengen wellicht andere cliënten in gevaar.
8. Ik heb zelf een huisdier en wil deze meenemen voor cliënten. Mag dat?
Zorgmedewerkers die zélf hun huisdier mee willen nemen, wordt aangeraden om dat niet te doen. Niet alle dieren zijn immers geschikt om in te zetten bij ouderen in een verpleeghuis. Daarnaast is het onduidelijk bij wie de verantwoordelijkheid ligt. Of huisdieren geschikt zijn ligt niet alleen aan het karakter, de leeftijd en het gedrag van het dier maar ook aan de samenwerking met zijn baasje als begeleider. Medewerkers van zorginstellingen zijn meestal niet geschoold om de geschiktheid van mens/diercombinaties te kunnen beoordelen. De samenwerking met externe professionals is een uitkomst. Vrijwilligers worden getraind en leren tijdens een cursus waar de grens voor hun dier ligt en hoe ze stressvolle situaties kunnen voorkomen. Tijdens het doorlopen van een selectieprocedure worden alleen dieren geselecteerd die het leuk vinden in een vreemde omgeving op bezoek te gaan en nieuwe contacten te maken.
Geschiktheid
9. Welke dier(soorten) zijn het meest geschikt?
Honden en katten, niet alleen raszuivere dieren maar ook kruisingen. Zij hebben de grootste non-verbale expressie en verreweg de meeste mensen die vroeger een huisdier hadden hebben een hond of kat gehad. Het uitgangspunt is dat alleen gedomesticeerde dieren geschikt zijn. Cavia’s en konijnen zijn ook huisdieren maar zijn veel kwetsbaarder. Ze breken sneller iets als een cliënt niet heel voorzichtig met ze omgaat. Daarnaast zijn het van nature vluchtdieren, niet heel handig bij het maken van contact. Andere dieren zoals vissen en vogels kunnen geschikt zijn. Er is echter minder interactie mogelijk. Een aquarium met vissen kan wel een heel rustgevende werking hebben op ouderen. Voor grotere dieren zoals (mini)paardjes, dwergezels en alpaca’s zijn de ruimten in zorginstellingen meestal ongeschikt. Zo kunnen hoefdieren uitglijden op de (gladde) vloeren in zorginstellingen.
10. Als een écht dier niet mag of kan. Zijn robothonden en -katten dan een goed alternatief?
Tussen echte dieren en robotdieren zit een wereld van verschil. Een robot is ‘gemakkelijker’: je hoeft ze geen eten te geven, uit te laten of te poetsen. Bij een robot heb je niet het risico om gebeten te worden en hij vertoont geen onvoorspelbaar gedrag. Het nadeel is wel dat ze geprogrammeerd zijn, na een tijdje verdwijnt de spontaniteit. Een echt dier kan authentiek en intuïtief omgaan met emoties van een mens en hem of haar spontaan een lik geven of op schoot gaan zitten. Het een is dus geen vervanging van het ander.
Lees het artikel ook op de website Zorg voor Beter