Dieren als hulp in de zorg: hebben we daar recht op? Activiteiten ondersteund door dieren in de zorg kunnen zinvol zijn, maar patiënten hebben daar geen moreel recht op. Dat blijkt uit het onderzoek dat de Utrechtse filosofiestudent Nienke Nijhof uitvoerde voor Stichting ZorgDier Nederland. Om vaker dieren in te zetten in de zorg, moeten aanbieders van door huisdier ondersteunde interventies zich professionaliseren en het belang van de unieke dier-mens-relatie in de zorg helder kunnen beargumenteren. (Persbericht van de Universiteit Utrecht, 15 september 2014)
Dierondersteunde interventies worden wereldwijd aangeboden, in een breed palet van zorgactiviteiten. Soms worden dieren als onderdeel van een therapie ingezet. Andere keren dragen dieren bij aan een zinvolle dagbesteding van de bewoners van zorginstellingen. ZorgDier Nederland zet dieren voor deze beide doeleinden in. De stichting leidt bijvoorbeeld vrijwilligers op die wekelijks met hun huisdier op bezoek gaan bij instellingsbewoners of bij mensen thuis.
Recht op diercontact
Organisaties die dierondersteunde interventies aanbieden, zijn vaak overtuigd van de positieve effecten op het welzijn van bewoners van zorginstellingen, zoals dementerende patiënten. In de praktijk zijn zorginstellingen echter terughoudend in het toelaten van huisdieren. Dit leidt tot discussies, waarin vaak gesteld wordt dat bewoners recht hebben op contact met dieren.
De onderbouwing van dat morele recht ontbreekt nog vaak, aldus Nijhof. Volgens haar moeten er goede argumenten aangedragen worden, wil men kunnen spreken over het recht op diercontact, zeker omdat rechten en plichten niet los van elkaar gezien kunnen worden. Wanneer dieren worden ingezet in de zorg, moeten de veiligheid en gezondheid van de patiënt en de privacy van andere patiënt en medebewoners immers wel gewaarborgd blijven.
Tijdens haar stage bij Stichting ZorgDier onderzocht Nijhof wat er nodig is om dieren vaker in te zetten in de zorgsector. Voordat je over een moreel recht kunt spreken moet de patiënt de dierondersteunde interventies duidelijk nodig hebben en daar zelf behoefte aan hebben, concludeerde ze. Ook moet duidelijk zijn dat de wensen van de patiënt alleen door het contact met dieren kunnen worden vervuld. Er moet daarom meer onderzoek gedaan worden naar het mogelijk unieke karakter van de mens-dier-relatie, aldus de filosofiestudent. Ten slotte benadrukt ze dat er in kaart gebracht moet worden welke wensen instellingsbewoners eigenlijk hebben als het gaat om diercontact.
Alle neuzen dezelfde kant op
De aanbevelingen van Nijhof zijn in de praktijk echter lastig te implementeren. Er is een gebrek aan uniformiteit in de sector, waardoor er geen algemene conclusies kunnen worden getrokken uit de onderzoeken naar diercontact in de zorg. Onderzoek naar één aanbieder is vaak niet representatief voor de hele beroepsgroep.
De aanbieders van door dieren ondersteunde zorg zullen samen moeten bepalen waar de kern van hun activiteiten ligt, adviseert Nijhof. De combinatie van zorg en diercontact kan zinnig zijn, maar wat is het uiteindelijke doel daarvan? Ligt de nadruk op zorgverlening? Dan moet de aanbieder zich afvragen waarom dierondersteunde interventies de aangewezen manier zijn om die zorg te verlenen. Of draait het vooral om de mens-dier-relatie en het contact met dieren? Dan moeten organisaties duidelijker aangeven waarom diercontact het verschil kan maken.
Over de auteur
Nienke Nijhof studeerde Wijsbegeerte aan de Universiteit Utrecht. In september begint zij met de master Applied Ethics bij de Universiteit Utrecht . Ze verrichtte haar stageonderzoek onder begeleiding van dr. Franck Meijboom (Universiteit Utrecht), dr. Jan Vorstenbosch (Ethiek Instituut, UU) en de heer Jan van Summeren (Stichting ZorgDier Nederland).
Download dit persbericht van de Universiteit Utrecht als PDF